Elk jaar breekt er ergens in Nederland wel het Rhinopneumonie virus uit. In het algemeen altijd lokaal en daarom goed te bestrijden. Dat paarden ziek worden door het Rhinovirus (Equine Herpes Virus – EHV) is niet uniek. Elk paard heeft in zijn leven wel eens het rhinovirus gehad. Rhinopneumonie infecties uiten zich meestal in griepachtige verschijnselen, zoals temperatuurverhoging en een snotneus.
Er bestaan drie varianten van het Rhinovirus: de luchtwegen-, de neurologische- en de abortusvariant.
Paarden herstellen meestal volledig wanneer er sprake is van de luchtweginfectie.
De neurologische vorm geeft soms wel ernstige problemen. Als een paard met de neurologische variant te maken krijgt, zal dit vrijwel direct tot uiting komen in, onder meer, coördinatieproblemen (zwalken) tot, in het ergste geval, een complete verlamming van de achterhand. Bloedonderzoek moet daar definitief uitsluitsel over geven.
De abortusvariant, waarbij de slijmvliezen van de baarmoeder geïnfecteerd raken, geeft doodgeboren veulentjes.
Rhinopneumonie is altijd aanwezig in Europa (net zoals bijvoorbeeld waterpokken bij mensen) en komt jaarlijks terug in Nederland. De incubatietijd van het Rhinovirus is twee tot tien dagen. Het virus ‘vliegt’ niet door de lucht, waardoor het betrekkelijk gemakkelijk is om een uitbraak in toom te houden.
Verspreiding
Bij een paard geïnfecteerd met het Rhinovirus is de neusuitvloeiing besmettelijk. Bij de abortus-variant is dat de vrucht en het vruchtwater. Voorkomen van direct contact met een besmet paard is de belangrijkste maatregel ter voorkoming van verdere besmetting. In principe kan het virus ook door de mens via kleding en handen worden overgedragen als deze van het ene naar het andere paard gaat. Door goede hygiëne (handen goed wassen, schone kleding dragen, schoenen schoon houden) kan deze vorm van overbrengen worden uitgesloten.
Het passeren van paarden op straat of in het bos is geen mogelijke bron van besmetting wanneer direct contact wordt voorkomen.
De Sectorraad Paarden (SRP) adviseert, tijdens een rhino-uitbraak paarden niet onnodig te vervoeren (denk ook aan stress) en voorzichtig te zijn met het toelaten van ‘vreemde’ paarden op eigen terrein. De Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Utrecht ondersteunt dit beleid.
Preventie
Rhino waart eigenlijk continu rond, maar dit kan onder normale omstandigheden weinig kwaad. Het Rhinovirus kan pas vat op het paardenlichaam krijgen wanneer het paard een verminderde weerstand heeft. In een omgeving waar de infectiedruk hoog is, bij weerstandsverminderende condities (zoals stress) of bij de eerste tekenen van Rhino in de nabije omgeving is het dan ook raadzaam om de weerstand van het paard te optimaliseren. Dit kan met diverse, natuurlijke supplementen waarvan vooral het aminozuur L-lysine een goede aanvulling is bij de bestrijding van actieve herpesvirussen. Maar ook een Bowen-behandeling kan het paard helpen het natuurlijk immuunsysteem een boost te geven. Uiteraard kom ik virus-vrij en schoongekleed bij uw paard!
Tot slot: omdat het Rhinovirus snel muteert is vaccineren van paarden tegen Rhino niet erg zinvol. Wilt u hier meer informatie over, neem dan contact op met uw (paarden-)dierenarts.